“Mijn cliënten op internet? Ik moet er niet aan denken, we doen er niet aan mee”.
Ik hoor dit soort opmerkingen regelmatig. Niet zo vreemd ook, zo’n opmerking van een manager of begeleider. Je zal maar ineens geconfronteerd worden met allerlei nieuwe uitdagingen op de werkvloer. De paniek slaat toe en alle onzekerheden vliegen over de tafel. Familieleden maken zich zorgen en benadrukken dat ze het liever ook niet willen.
Maar wat dan? Ga je als manager of team echt besluiten dat er geen internet beschikbaar komt voor de cliënt? Waarom dan niet? Geef eens een goede reden? Is het alleen angst? De grote angst hoe de cliënten te beschermen tegen alle gevaren van het internet? Of zijn er nog meer redenen te bedenken? Die angsten zijn zeker terecht, er zijn ook veel gevaren op het internet. Maar die zijn er in het ‘offline leven’ toch ook? Daarom halen we zwemdiploma’s, doen we de deur op slot en gaan we mee naar de winkel. Dat is ons werk toch? Begeleiden….
Maar voel je niet alleen, dit soort vragen krijg ik regelmatig in mijn mailbox rechtstreeks vanaf de werkvloer. Ik vraag dan vaak aan begeleiders hoe ze dat nu doen met thema’s als seksualiteit en middelengebruik. Er zijn opvallend veel vergelijkingen te maken in de manier van begeleiden. Ga het maar eens na voor jezelf..
Goed, die angst is dus deels terecht. Maar jullie angsten mogen niet zomaar de digitale beperking worden voor de cliënten.
Ga je echt besluiten om er vanaf te zien? Weet je het zeker?
Naast de angst voor de gevaren en het ethische dilemma, of wij als begeleiders wel mogen beslissen of internet er wel of niet komt, zijn er namelijk nog twee belangrijke zaken waar je als manager of begeleider eigenlijk niet aan voorbij kunt gaan….
AWBZ
Ten eerste speelt er het recht van de cliënt in de AWBZ. In de folder (om precies te zijn op pagina 8) staat beschreven dat bewoners recht hebben op een internetaansluiting.
Alleen dat is al een reden om niet zomaar te kunnen besluiten dat er geen internet beschikbaar komt voor cliënten. Het moet dus beschikbaar zijn.
Hoe je daar invulling aan gaat geven hangt af van een aantal factoren. Neem in je overwegingen eens mee; de leeftijd, mogelijkheden, beperkingen, hulpvraag, doelen, visie van de ouders en de organisatie, risico-inventarisatie met betrekking tot het internet van de cliënt. Wanneer je samen deze punten meeneemt in je overwegingen en dit vastlegt in het zorgplan moeten er zaken mogelijk zijn.
CIZ
Ten tweede deed ik niet zo lang geleden zelf een ontdekking waar ik – in het kader van mijn visie met betrekking tot mediawijsheid – erg positief over was. Het (her)indicatieformulier van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) vraagt met ingang van november 2013 op pagina 11 aandacht voor de zelfstandigheid en begeleidingsbehoefte van cliënten bij het gebruik van de mobiele telefoon en de computer. Begeleiders wordt daar dus letterlijk gevraagd om te beoordelen hoe zelfstandig een cliënt is in het gebruik van het mobieltje en de computer. Zinvol om dus minimaal als team je eens af te vragen hoe het er bij jullie cliënten eigenlijk voor staat. Maar hoe doe je dat?
Laten we even stil staan bij de huidige vorm van zorg aanvragen. Het kan zijn dat jouw bewoner een indicatie heeft voor een hele lange tijd. Je gaat er misschien vanuit dat de volgende indicatieaanvraag niet meer voor jou is. Of je hebt gehoord dat het CIZ zal ophouden te bestaan.
Omdat er nu nog veel onduidelijk is, vanwege de transitie, zou je kunnen bedenken dat het hele circus wel aan jou voorbij zal gaan. Het is inderdaad niet ondenkbaar is dat de huidige manier van zorg indiceren zal stoppen. Wie dit in de toekomst gaat doen? Ik weet het niet! Misschien jij wel met het buurtteam of in samenwerking met de huisarts of wijkverpleegkundige?
Zie deze blog dan meer als uitdaging om de info die er nu is te gebruiken voor de toekomst. Want op welke manier jouw gemeente de zorg straks ook gaat organiseren, er zal door jou gekeken moeten worden naar welke zorg er nodig is. Heb dan ook oog voor de digitale vaardigheden van mensen en vraag of er op dat vlak hulp nodig is.
ZORGPLAN
Weet je inmiddels al waar bij jouw cliënt een vinkje komt te staan? Hoe ga jij die begeleiding die je gaat bieden beschrijven in het zorgplan? En waar ga je het beschrijven? Bij welk domein? Tenslotte ga je iets aanvinken en zal dit overeen moeten komen met wat je in het zorgplan beschrijft.
Goed om ze eens door te nemen! *
Client kan zelfstandig hulpmiddelen voor communicatie gebruiken en heeft daarbij geen hulp van anderen nodig;
Zet je hier een vinkje? Dan heb je in mijn beleving te maken met een cliënt die geheel mediawijs is. Hij/zij heeft een goed werkende pc en mobiel, kent alle knopjes, heeft zelf een netwerk waar hulp gevraagd kan worden, kent alle wegen op het internet, weet hoe de sociale media werkt, kan geheel zelfstandig alles digitaal (bijv. DigID) regelen, kan een e-mail versturen, zorgt altijd voor voldoende beltegoed, belt binnen de bundel, kent de risico’s en kansen van het internet en heeft een goede balans tussen het leven online en offline. Jij hoeft als begeleider nooit tips te geven, te verwijzen, iets uit te leggen of voorlichting te geven.
In het competentiemodel van Mediawijzer zit deze cliënt met de meeste competenties in niveau 3 en 4.
Client kan zelf hulpmiddelen voor communicatie gebruiken, maar heeft daarbij begeleiding nodig;
Goed, je besluit dus op basis van je observaties en rapportages hier een vinkje te plaatsen. Er is dus soms begeleiding nodig als het gaat om de computer of de mobiel. Begeleiding bieden kan bestaan uit verschillende zaken. Je hebt hier te maken met een cliënt die in grote lijnen het apparaat zelf kan bedienen, zelf weet hoe je een mobiel nummer intypt, mailt met zijn/haar netwerk, een profiel op FaceBook kan aanmaken, hoe de instellingen daar werken en hoe je zelf een instantie belt. Jouw begeleiding bestaat uit het voor bespreken, tips geven, na bespreken en soms bespreek je eens tijdens de begeleidingstijd wat het laatste digitale nieuws is en vraag je je cliënt of hij/zij daar al van op de hoogte was. Misschien is het goed om eens na te denken of jouw cliënt leerdoelen heeft op dit gebied? In het competentiemodel van Mediawijzer zit deze cliënt met de meeste competenties in niveau 2 & 3.
Client kan slechts met veel moeite zelf hulpmiddelen voor communicatie gebruiken, iemand anders moet hierbij helpen;
Zet je hier een vinkje, dan ga je dus meer begeleiding geven, of iemand zoeken die jouw cliënt daarbij kan helpen. Wat ga je dan doen? Waar bestaat die begeleiding uit? Je hebt te maken met een cliënt die jouw hulp nodig heeft. Waarschijnlijk bij het intoetsen van een nummer, bij het bewaken van het beltegoed, het aanmaken van een profiel op de sociale media, het online regelen van zaken als verzekering, maken van een afspraak bij de gemeente, bellen naar een instantie, jouw uitleg nodig heeft hoe je veilig op het internet surft, door jouw wordt aangesproken op zaken die bijvoorbeeld online strafbaar zijn of de nettiquette die niet nageleefd worden. Zou het misschien goed zijn om een leerdoel te formuleren of basis van je bevindingen? In het competentiemodel van Mediawijzer zit deze cliënt met de meeste competenties in niveau 1 & 2.
Client is niet in staat om zelfstandig hulpmiddelen voor communicatie gebruiken, iemand anders moet dit overnemen;
Deze aangevinkt? Je moet nu echt aan de bak. Of er is iemand (een vrijwilliger of familie) nodig die jouw cliënt hierbij gaat helpen. Deze cliënt heeft dit echt nodig. Er is misschien geen computer of mobiel aanwezig. Er is bijvoorbeeld geen geld voor. Jouw cliënt maakt gebruik van de computer in de huiskamer of inloop. Of hij/zij is bijvoorbeeld niet in staat om zelf het geld te beheren dat nodig is voor bellen en internetten. Er zijn niet voldoende vaardigheden om zelf een reguliere mobiel of computer te bedienen. Iets opzoeken via Google is niet mogelijk. Bellen naar instanties geeft veel stress, jij belt eigenlijk altijd. Een afspraak met een instantie loopt altijd via de begeleiding . En mocht hij/zij achter de computer of Ipad belanden, dan zou het wenselijk zijn dat er altijd iemand naast zit om iets aan te wijzen, iets over te nemen of uit te leggen. Een aangepast hulpmiddel zou geen gek idee zijn voor deze cliënt. Er zijn aangepaste mobieltjes, websites en apps die wel geschikt zijn om te gebruiken. Zal het dan wel mogelijk zijn om hier zelfstandig gebruik van te maken?
In het competentiemodel van Mediawijzer zit deze cliënt op de meeste competenties in niveau 0 & 1.
“Mijn cliënten op internet? Ik moet er niet aan denken, we doen er niet aan mee”. Daar begon deze blog mee. Ik denk dat we er ‘niet aan moeten denken’ omdat we bang zijn. Omdat we ons zorgen maken en het liefst onze cliënten willen beschermen tegen alle risico’s in de (digitale) wereld. We zijn niet voor niets gaan ‘zorgen voor de ander’. Maar zoals bij alle thema’s binnen je werk als professional, is het altijd de juiste balans zoeken tussen gepaste afstand en nabijheid. Wanneer grijp je in, wanneer niet? Het siert je dus ergens ook als je internet niet ziet zitten voor je cliënten, maar tegelijkertijd beperk je hem of haar dus ook direct. Er moet geen zorgsyndroom ontstaan als het om internet gaat. Dus zorg wel voor die aansluiting, maar ga samen het gesprek aan over hoe, wie, wat, waar, wanneer en waarom?
Internet voor onze cliënten; het lijkt niet eenvoudig om dit op een prettig werkbare manier voor iedereen op poten te zetten. Er komt veel bij kijken. Toch zijn er al best een aantal organisaties die de stap genomen hebben en momenteel midden in deze veranderingen zitten. En dit gaat natuurlijk niet zonder slag of stoot. Technische storingen, kostenposten, bezorgde familieleden, onzekere begeleiders en managers. Maar laten we vooral in dat hele circus niet vergeten dat het om de cliënten gaat. Terug naar de doelen van het individu en de visie en missie van de organisatie. Wat stond daar ook alweer?
7 april 2014 Sonja Heijkamp – deTweetFabriek
* Het betreft hier een persoonlijk idee en invulling. Ik heb aan het CIZ gevraagd om handvatten bij het beoordelen van deze vraag, maar heb deze niet gekregen. Voor inhoudelijke vragen verwijs ik naar het CIZ of naar de afdeling zorgbemiddeling van uw eigen organisatie. Daarnaast ben ik mij bewust dat cliënten niet in hokjes passen en dat de exacte invulling van zorg en begeleiding niet samen te vatten is met een vinkje meer of minder.
Uitgelichte afbeelding: geplaatst met toestemming van Harry Gras
Een mediawijze benadering van het vak Maatschappelijk Werk en Dienstverlening.
Speciaal geschreven voor de dag van de maatschappelijk werker 2013
Twitter hashtag: #dvdmw
Ik wens jullie een mooie dag….
Sonja Heijkamp – deTweetFabriek – 6 juni 2013
Download het complete artikel in PDF
Opleiding rond de eeuwwisseling
Toen we een jaar of 12 geleden afstudeerde voor de opleiding HBO MWD of SPH, kreeg je een glanzend papieren diploma. Je keek terug op een studie die je gedaan had zonder mobieltje, mail, ping, FaceBook of snelle internetverbinding. Het was toen nog niet beschikbaar. In WP51 typte je meterslange verslagen over stage en je ervaringen. Samenwerken in een groepje voor een methodiekdocument ging gepaard met urenlange treinreizen door de provincie. Er stond info op een floppy of je nam een printje mee. De eerste docent met een digitale agenda was om te lachen. Zeker als alle afspraken verdwenen waren. Zoeken naar informatie deed je in een bibliotheek. En voor het bemachtigen van onderzoeksresultaten belde je naar onderzoeksbureaus, nadat je ze in het telefoonboek had opgezocht. En het lukte gewoon. Vandaag de dag niets meer bij voor te stellen.
Werken rond de eeuwwisseling
Toen ik ging werken in 2000 schreven we de dagrapportage met de hand, tekende we lijsten af aan de binnenzijde van de medicijnkast met pen en maakten we van de notulen papieren kopietjes op de buurgroep of in de supermarkt. Toen in 2003 de computer geïnstalleerd werd, wilde niemand er iets mee. Het was onbekend, ingewikkeld en alleen maar veel werk. Met de opkomst van de sociale media ontstond er rond 2008 bij mij het idee om collega’s te verbinden en online kennis te delen. Ik maakte een besloten groep op Hyves voor werkers en dacht ook voor cliënten daar een leuke groep te maken. Ik had het wilde plan om MSN te gebruiken vanaf kantoor naar de pc bij de cliënten op hun kamers. Ik zag het voor me hoe “zorgmijders” met gesloten deuren en uit het contact, misschien wel in contact konden gaan via de chat. Net in die periode kreeg ik een nieuwe leidinggevende die letterlijk de woorden sprak: “buiten werktijd wil ik niet dat er contact is tussen jullie, ook niet online”. Ik wist dat de levendige groep op Hyves en de ideeën van begeleiden via MSN, niet paste in het beleid van mijn nieuwe leidinggevende. Het is doodgebloed en cliënten zochten hun behoefte aan online contact elders. Verwoede pogingen om mijn leidinggevende te overtuigen van het belang om met cliënten online ook “iets te doen” hebben destijds geleid tot niets. In mijn ogen een gemiste kans uit angst om regie te verliezen en niet te kunnen varen op goed geregisseerde protocollen. We zijn inmiddels een paar jaar verder en doe ik opnieuw een beroep op mijn collega’s om bewust en actief aan de slag te gaan met internet en sociale media. De tijd lijkt er nu namelijk wel rijp voor te zijn.
Werken in 2013
We zitten in zorg- en hulpverleningsland midden in de digitale transitie. Er zijn volop ontwikkelingen gaande die ervoor zorgen dat jij als hulpverlener straks in bepaalde competenties en vaardigheden bekwaam moet zijn om je werk ook digitaal goed te kunnen doen. Giet daar het nieuwe WMO sausje overheen met een toefje “eigen kracht” en je zult zien, dat jouw nieuwe werkplek straks thuis op de bank bij de cliënt is, waarbij niet jij, maar de cliënt de Ipad op schoot heeft. In sneltreinvaart is er dus ontzettend veel veranderd. Van papieren handgeschreven rapportages en het verbod om online met elkaar te communiceren, tot de start van E-Health, E-Learning, Mediaopvoeding, online hulpverlening en mediawijze hulpverleners. Tijd om daar even bij stil te staan.
Competenties Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
Wie de opleiding MWD gedaan heeft of er nog mee bezig is, is met de volgende 18 competenties bekend. Het zijn de kaders om je vak te leren en te toetsen of je de werkvloer op mag gaan. Ik wil je met deze handreiking laten zien wat mediawijsheid betekend voor jouw als maatschappelijk werker. Ik leg bij iedere competentie uit hoe je competenties van je vak mediawijs kunt benaderen en wil je hiermee een handvat bieden om een start te maken met het werken in het digitale tijdperk. Ik ben me bewust dat ik in mijn aanbevelingen niet volledig kan zijn in hoe je dingen precies moet aanpakken. Ik bedoel daarmee dat ik bijvoorbeeld bij competentie 1 geen uitgebreide cursus “contact maken met de cliënt” kan geven. Ik ben me daarnaast bewust, dat je met Ipads geen mensen kunt douchen en dat face-to- face contacten net zo waardevol zijn. Zie het onderstaande als tips om voorbereid te zijn op de toekomst..
Bron: Praktijkgids Hogeschool Utrecht Studie MWD
Competentie 1: De maatschappelijk werker legt contact met de cliënt
Jij weet en begrijpt dat cliënten online zijn en daar dus ook contact maken met anderen. Je weet dat jij en jouw organisatie daar de mogelijkheden kunnen benutten om dit contact te maken. Je kent de taal van het internet en weet waar cliënten online te vinden zijn. Op verschillende sociale media is jouw organisatie zichtbaar. Je hebt voor jouw cliënten een open of besloten groep waar je als werker vanuit een werkaccount contact kunt zoeken en onderhouden. De vorm van het contact en de manier van communiceren heb jij beschreven in het zorgplan. Bij cliënten die zorg mijden denk je creatief en probeer je of je online wel contact kunt leggen, opbouwen en onderhouden.
Competentie 2 : De maatschappelijk werker voert assessment uit: brengt de cliëntsituatie configuratie in beeld
Je gaat naast de gesprekken over allerlei onderwerpen, ook in gesprek over de computer, het internet en de sociale media. Je begrijpt hoe je dit gesprek kunt starten en kent voldoende van de online (game) omgeving dat je er echt over in gesprek kunt gaan. Of je zet bij gebrek daaraan de cliënt in zijn kracht. Je gebruikt als voorkennis de competenties van de mediawijsheid en bent in staat om samen met de cliënt te bepalen op welk niveau hij/zij vaardig is met media. Je stelt vragen en laat de ander vertellen. Je stelt vragen die gericht zijn op het gedrag op het internet en geeft complimenten over de zaken die hij/zij daar goed doet. Je maakt de kansen en de risico’s van internet en sociale media bespreekbaar en zet de hulpvraag om in een leerdoel. Eerder schreven Sanne van der Hagen en ik hierover een artikel met 10 tips om in gesprek te komen.
Competentie 3: De maatschappelijk werker streeft naar een samenwerkingsrelatie met de cliënt, ook vanuit drang of dwang
Je bent je bewust van het feit dat mensen zelden vrijwillig behoefte hebben aan hulp of begeleiding. Je bent dus niet altijd even welkom of belangrijk als je zelf misschien denkt te zijn. Dus ook niet online. Je probeert dus aan te sluiten bij de belevingswereld van je cliënt. Je kunt afstemmen op de ander en hebt een goede balans tussen afstand en nabijheid met de cliënt. Je voegt dus niet zomaar alle cliënten toe op jouw online privé netwerken en kunt uitleggen waarom je dit niet doet. Je respecteert de privacy van je cliënt en leert je cliënt dat hij/zij recht heeft op privacy. Je bent in staat om je cliënt uit te leggen hoe dat online werkt en kunt laten zien hoe dat moet. Je benut de digitale mogelijkheden om de samenwerking aan te gaan met de cliënt en maakt daarover samenwerkingsafspraken. Wanneer zien we elkaar in het echt? Wanneer is er zorg of begeleiding mogelijk op afstand? Wanneer er sprake is van drang of dwang, ken je de wet- en regelgeving. Je bespreekt met de advocaat, rechter of voogd wat er wel of niet digitaal wenselijk is in jullie unieke situatie. Is er contact wel onderling via de sociale media? Bespreek wat er wenselijk is en maak afspraken die haalbaar zijn in de huidige omstandigheden.
Competentie 4: De maatschappelijk werker werkt cliënt- en situatiegericht aan planmatige hulp.
Je bespreekt waar de cliënt nog vragen over heeft en maakt afspraken over wat hij/zij nog wil of kan leren en zet deze hulpvraag om in een SMART doel. Je hebt je verdiept in de kansen en risico’s van de digitalisering. Je kunt digitale middelen (apps, online hulpverlening, E-Health, E-Learning, websites, digitale apparaten) actief inzetten om kansen te vergroten en risico’s bespreekbaar te maken. Je bent in staat om doelen te combineren met digitale mogelijkheden en hierbij rekening te houden met de mediawijsheid van de cliënt. Je geeft zowel online en bij huisbezoeken adviezen en bent zelf vaardig op de sociale netwerken. Je kent de methodische inhoud van de planopbouw van jouw organisatie en kunt per onderdeel een koppeling maken met mediawijsheid. Eerder schreef ik een handreiking voor begeleiders over het integreren van mediawijsheid in zorgplannen.
Competentie 5: De maatschappelijk werker richt zich op de competentieontwikkeling van de cliënt
Je bent in staat om je “werk-rugzak” met interventies uit te breiden met digitale mogelijkheden en middelen. Je ziet mogelijkheden om cliënten zelfstandiger te maken door middel van de bestaande digitale hulpmiddelen. Je zet bijvoorbeeld apps en E-Learning actief in wanneer dit aansluit bij de mogelijkheden van de cliënt. Daarnaast motiveer je de cliënt om digitaal vaardig te worden, omdat jij al weet dat hij/zij hiervan afhankelijk zal worden in de toekomst. Je bent op de hoogte van de websites, apps en lesprogramma’s die speciaal ontwikkeld zijn voor de mensen die jij begeleid. Je schoolt jezelf steeds bij door zelf actief online de digitale ontwikkelingen te volgen. Nieuwe ontwikkelingen zetten je aan het denken en maak je bespreekbaar in je team en organisatie.
Competentie 6: De maatschappelijk werker hanteert samenwerkingsrelatie als leerproces
Je bent al mediawijs en online vaardig. Jij bent het “goede” voorbeeld voor je cliënt. Jouw rol als hulpverlener is op veel plekken die van de opvoeder/begeleider. Jij laat zien hoe het werkt op internet en de sociale media. Je bent geen betweter, dus geeft je de cliënt ook alle ruimte om zijn/haar kennis en vaardigheden aan jou te leren. Je bent je bewust van de mogelijkheden en kansen die de verschillende kennis van jouw en je cliënt biedt. Je maakt hier bewust en actief gebruik van. Je zorgt dat er online oefenmogelijkheden zijn die bereikbaar zijn voor jou en je cliënten. Op een open of besloten digitale omgeving geeft je tips en wissel je kennis en ervaring uit tussen cliënten, teamleden en experts. Je laat daarnaast privé en zakelijk zien dat je bewust bent van je eigen rol in de sociale media. Je kent de grenzen van privacy en het is voor cliënten zichtbaar dat jij via google niet te vinden bent met iets minder handige foto’s van je vakantie. Je laat voorbeelden zien van de leuke kanten van het internet en maakt zelf actief gebruik van internet en de sociale media als positief voorbeeld voor je cliënt.
Competentie 7: De maatschappelijk werker werkt eclectisch integratief: methodisch niet eenkennig.
Je werkt met allerlei verschillende werkmethodieken. Oude en nieuwe. Je staat open voor de nieuwste methodiek; de digitalisering. Je bent je bewust van de noodzaak van jouw rol hierin voor je cliënten. Je neemt je cliënten methodisch mee in deze ontwikkelingen door hen te ondersteunen en begeleiden bij deze ontwikkelingen. Je kent het mediawijsheid niveau van je cliënten. Je bent in staat om op basis daarvan te bepalen welke methodiek, techniek of tool je inzet, om hen te ondersteunen bij het realiseren van doelen. Je denkt buiten de bestaande kaders van het papier en de huisbezoeken. Je doet een beroep op je team om samen na te denken over nieuwe mogelijkheden en methoden in te zetten naast het bestaande aanbod.
Competentie 8: De maatschappelijk werker kan omgaan met conflicten en partijen en daarbij helpen.
Jij bent je bewust van de conflicten die er (vaak onzichtbaar ) online plaatsvinden. Je weet hoe je mag en kan reageren wanneer je hier deelgenoot van wordt gemaakt door je cliënt. Je bent in staat om hierover in gesprek te gaan en weet welke tips en adviezen er door jouw team gedeeld worden. Je maakt online conflicten bespreekbaar in het team en probeert teambreed te bepalen hoe jullie omgaan met online conflicten. Je zorgt dat je team en de cliënten op de hoogte zijn van jullie begeleidingswijze bij online conflicten. Je respecteert de privacy van een cliënt en probeert zoveel mogelijk hem/haar door middel van adviezen en tips het zelf te laten doen. Jij zorgt dat je geen onderdeel wordt van het conflict door je erin te mengen.
Competentie 9: De maatschappelijk werker bevordert interculturele communicatie.
Je kent de culturele achtergrond van de cliënt en hebt je hierin verdiept. Je hebt artikelen en onderzoeken gelezen over de rol van de digitalisering in de cultuur van jouw cliënt. Hij/zij heeft kunnen bespreken met jou waar de overeenkomsten en verschillen liggen. Je kent de digitale wet-en regelgeving in het land van herkomst van je cliënt. Je maakt afspraken over hoe jullie kunnen samenwerken met die overeenkomsten en verschillen in de visie bij internet en sociale media. Je kunt (afhankelijk van de afspraken) het systeem/netwerk van jouw cliënt online betrekken bij de zorg. Je zet bijvoorbeeld actief een vertaal-app in om de communicatie soepel(er) te laten verlopen. Je wijst jouw cliënt op sites die hem of haar kunnen helpen in contact te komen met mensen met dezelfde hulpvraag. Je laat zien dat er online mogelijkheden zijn om in de buurt in contact te komen met buurtgenoten of juist ver weg via Skype met vertrouwde familieleden. Jij bent bekend met bijvoorbeeld Skype en kunt hierdoor jouw cliënt en zijn/haar gezin actief ondersteunen.
Competentie 10: De maatschappelijk werker evalueert en sluit af
Je hebt samen met de cliënt gewerkt aan een (mediawijs) doel. Je evalueert samen of het doel bereikt is en of de cliënt zelfstandig verder kan na jouw vertrek. Je denkt na of er na jouw vertrek behoefte is aan nazorg. Je hebt samen een plan gemaakt waar jouw cliënt verder mee kan. Hierin zijn mediawijze tips, adviezen en afspraken opgenomen met familie, vrienden, buren of jouw nieuwe collega, waardoor jij de zorg kunt overdragen. Je denkt daarbij aan wie jouw cliënt kan helpen als er hulp nodig is bij de pc, Ipad of de SmartPhone. En waar kan een cliënt terecht met vragen en problemen die er in de toekomst ontstaan over internet of sociale media. Je beschikt over een up-to-date overzicht van handige websites en kent zelf betrouwbare mediawijzer hulpbronnen voor je cliënt.
Competentie 11: De maatschappelijk werker signaleert actief probleem veroorzakende of probleemversterkende factoren
Je kijkt kritisch naar jezelf, de cliënt, jouw team of organisatie en signaleert dat er verbeteringen mogelijk zijn met betrekking tot mediawijsheid op micro, meso en/of macro niveau. Je wilt hier iets mee en gaat in gesprek over de mogelijkheden hierbij. Je gaat binnen je organisatie eerst op zoek naar de juiste afdeling en verzamelt gegevens. Je zorgt dat je tijd krijgt voor het maken van een voorstel en gaat actief aan de slag om meer mediawijsheid te genereren binnen jouw doelgroep, collega’s of organisatie. Je komt met concrete voorbeelden van bestaande of nieuw ontwikkelde methoden hoe je dit wilt aanpakken of biedt de organisatie een handreiking of tool zodat een ander het kan uitvoeren.
Competentie 12: De maatschappelijk werker werkt aan preventie.
Je hebt een vraag over de digitalisering van je cliënt helder en gaat op internet informatie opzoeken. Je bent in staat om de informatie te filteren en te vertalen naar het niveau van mediawijsheid van je cliënt. Je motiveert je collega’s en cliënten om mediawijzer te worden en kunt daardoor preventief werken aan kennis over de risico’s en gevaren die er zijn op het internet. Je bent op de hoogte van de bestaande werkboeken, handleidingen en weet waar je moet zijn met vragen over de digitalisering. Je hebt met je team nagedacht over jullie aanpak bij risico’s, gevaren en dilemma’s die spelen rondom de digitalisering. Je vraagt je organisatie naar de bestaande handreikingen, regels en afspraken. Je vertaald deze naar begrijpelijke tekst voor je cliënten. Organiseer een middag of avond voor collega’s en/of cliënten over internet, sociale media en de pc. Je bent in staat om bij een niet bestaand aanbod een passend aanbod te ontwikkelen.
Competentie 13: De maatschappelijk werker telt en vertelt
Je bent in staat om naast de huidige feitelijke dagrapportage de kenmerken van mediawijsheid te zien binnen je werk. Jij weet wat er wel of niet te maken heeft met mediawijsheid. Je observeert en signaleert interventies van cliënten die zij doen met digitale apparaten, het internet en de sociale media. Je bent je bewust dat een verhaal of gesprek over online kansen of gevaren onderdeel is van je werk en weet dit op een verantwoorde manier te verwoorden in de rapportage. Je rapporteert feiten en bent je bewust dat jouw eigen mening, waarde en normen over internet en sociale media niet thuishoort in de rapportage van jouw cliënt. Je bespreekt jouw persoonlijke vragen en dilemma’s bij het internet en sociale media op een andere plek binnen de overdracht-methodiek op jouw werkplek. Je kent de online etiketten, normen en waarden van de verschillende digitale netwerken en kunt zodoende op een professionele wijze hierover in gesprek gaan met jouw cliënt.
Competentie 14: De maatschappelijk werker is als professional loyaal aan zijn organisatorisch kader
Jij kijkt naar de ontwikkelingen in jouw vakgebied en de organisatie waar je bij werkt. Je draagt bij aan de ontwikkeling van mediawijsheid voor jezelf, collega’s en je cliënten, door je erin te verdiepen en open te staan voor het beleid dat gemaakt is door en voor jouw organisatie. Je kent de visie van de organisatie en draagt deze uit in je werk. Je kunt jouw manier van handelen hierop verantwoorden. Je hebt vanuit de organisatie handvatten gekregen over hoe je dient te handelen bij online dilemma’s en uitdagingen. Je gaat bij het ontbreken hiervan zelf pro-actief binnen je organisatie op zoek naar handvatten en motiveert indien nodig de organisatie hiermee aan de slag te gaan.
Competentie 15: De maatschappelijk werker werkt productief in teamverband
Je kent de kwaliteiten en sterke kanten van jezelf en je kent die van je teamleden. Je kwaliteiten zet je bewust en actief in om een positieve bijdrage te leveren aan het team en de doelstellingen van het team. Jij hebt je verdiept in mediawijsheid en maakt het belang hiervan bekend in het team. Je geeft voorbeelden van situaties en helpt het team op weg door mee te denken in oplossingen bij dilemma’s. Je begrijpt dat niet alle teamleden zich thuis voelen bij de digitalisering en geeft hen de ruimte om weerstand te bieden aan de ontwikkelingen. Je geeft tips, biedt hulp bij vragen en weet een goede balans te vinden tussen jouw visie en de weerstand van je collega’s. Je stuurt in het team aan op een werkbaar beleid, zodat iedereen weet wat de wenselijke situatie is op het gebied van mediawijsheid.
Competentie 16: De maatschappelijk werker organiseert en coördineert vormen van samenwerking
Jij bent in staat om een project te sturen voor je team. Je ziet waar er nog kansen liggen om een bijdrage te leveren een meer mediawijsheid in de hulpverlening. Je doet dit met behulp van de digitale media. Je stelt online vragen, zoekt naar de juiste mensen en weet op welk platform je moet zijn om kennis te delen of halen. Je project heeft iets te maken met de digitalisering. Je organiseert een middag of avond speciaal over media, internet en/of games om met je cliënten in gesprek te gaan over de kansen en de risico’s van het internet. Je denkt verder dan alleen je eigen team en je zorgt dat jouw project zodanig is gemaakt dat het gebruikt kan worden voor en door andere collega’s. Je weet hoe je collega’s kunt bereiken. Je betrekt ze bij de ontwikkeling van je project of programma.
Competentie 17: De maatschappelijk werker onderhoudt eigen professionaliteit en competenties, leert van gevallen
Je kent de competenties van de mediawijsheid en kunt aangeven waar je kwaliteiten liggen en waar je nog kunt leren. Je staat open om meer te leren over mediawijsheid en verdiept je in de theorie. Je denkt mee in hoe jij zelf en het team professioneler en methodischer kunnen werken in de toekomst. Door het gebruik van het internet, de sociale media en digitale apparaten zie jij kansen om effectiever te werken. Je laat op basis van onderzoek en voorbeelden van anderen aan collega’s zien dat er positieve ervaringen zijn opgedaan. Je stelt jezelf de vraag of je online doet wat juist is. Geef je online het juiste beeld weer van een professioneel hulpverlener? Je maakt jouw vragen en knelpunten bespreekbaar met je collega’s en je durft je hierbij open te stellen voor feedback. Je zorgt dat je leert van de kennis die je hebt opgedaan over mediawijsheid en bent in staat om dit weer te delen met collega’s.
Competentie 18: De maatschappelijk werker draagt bij aan de ontwikkeling van de professie
Je begrijpt dat mediawijsheid belangrijk is voor nu en de toekomst. Je hebt jezelf verdiept in de theorie door middel van het lezen van vakbladen, websites en je houdt het nieuws en de ontwikkelingen over je werk in de gaten via de sociale media. Je ziet dat dit de meest eenvoudige manier is om specifieke informatie tot je te krijgen zonder dat het veel zoekwerk kost. Je gebruikt je eigen inzichten en ontdekkingen om van te leren en leert van de kennis van cliënten, collega’s en experts. De kennis die je op hebt gedaan vertaal je naar je eigen werkplek. Je bent zichtbaar op de sociale media. Je hebt een duidelijke keus gemaakt in samenwerking met je werkgever over hoe je als organisatie online zichtbaar bent. De doelen daar zijn duidelijk. Je laat je online positief uit over je vak en kunt op de juiste wijze je vak bespreekbaar maken bij dilemma’s. Je weet bij vragen via de sociale media professioneel te handelen.
[Niet citeren of overnemen zonder bron- en auteursvermelding]
Wil je persoonlijk, als team of organisatie meer informatie over mediawijsheid in de hulpverlening? Neem contact op met deTweetFabriek via het contactformulier
Ik verzorg op maat workshops en trainingen Mediawijsheid in de zorg en hulpverlening.